Niederländischer Text #25: eten en een recept

Een kenmerk van mensen met autisme is het dat ze vaak niet zo veel verschillende dingen eten of dat ze problemen met bepaalde ingrediënten en gerechten hebben, bijvoorbeeld omdat ze bepaalde texturen niet zo lekker vinden of dat ze scherpte niet kunnen tolereren. Ik was en ben er geen uitzondering. Toen ik jonger was zei mijn moeder altijd dat ik toch niet mijn hele leven alleen brood met salami zou kunnen eten – maar dat was natuurlijk overdreven. Ik at eigenlijk veel dingen, maar ik wilde geen salade of rauwe tomaten eten. Groente en fruit at ik graag, maar het was moeilijk voor mij vlees en vis te eten. Gehakt was oké, maar losstaand daarvan wilde ik geen vlees eten en de enige vis die ik at waren Fish Sticks.

Het was echt ingewikkeld om met mij in een restaurant eten te gaan eten omdat het daar niet zo smaakte als thuis 🙂 Alles dat een sterk smaak had, kon ik niet eten, bijvoorbeeld kaas of sausen of verschillende kruiden. De gedachte dat een vreemd iemand vreemds mijn eten had aangeraakt was zo vervelend dat ik het vaak niet durfde iets in een restaurant te eten. Tot op het heden is het moeilijk voor mij om uit te eten en gewoonlijk eten mijn man en ik slechts dingen in een restaurant die hij niet zelfs kan koken. Maar vreemd genoeg heb ik er geen problemen mee, fast food uit te eten…

Tegenwoordig proberen mijn man en ik graag nieuwe gerechten mits ik denk dat hun ingrediënten voor mij oké zijn. Deze week heeft mijn man bijvoorbeeld erwtensoep gekookt en hoewel ik linzensoep echt lekker vind, kon ik deze soep niet eten – haar textuur en smaak waren onaangenaam. Maar mijn man was voorbereid: hij had ook pizzadeeg gemaakt en kon me voor mij even een pizza in de oven duwen 🙂

Als je niet zoveel verschillende dingen en gerechten kan eten, is het soms ook niet zo gemakkelig wanneer je een uitnodiging krijgt. Het spijt me altijd vreselijk als ik moet zeggen dat ik iets niet wil eten dat de gastheer heeft gekookt.

Dit recept is voor één van mijn lievelingsgerechten: Königsberger Klopse. Eigenlijk worden de vleesballen in de saus gekookt, maar mijn moeder heeft het altijd op deze manier gemaakt en daarom vind ik het zo beter.

Ten eerste moet je de vleesballen vormen. Daarvoor verkneed je 500 gram gehakt met een fijn gesneden ui, een beetje zout en peper en ongeveer 50 gram paneermeel. Uit deze dit deeg vorm je kleine vleesballen.

Ten tweede worden deze vleesballen in olie aangebraden, zodat ze rondom gouden-bruin zijn. Als Wanneer de vleesballen nog steeds in de pot zitten, voeg je er drie gevierendeelde uien toe, die je een paar minuten mee moet braden (rosteeren?) totdat ze ook gouden-bruin zijn. Dan voeg je er 750 milliliter water en één eetlepel kappertjes aan toe. Aan de kook brengen, dan de hitte uitzetten, de deksel erop zetten en tot de volgende dag laten staan, zodat de smaak zich kan ontwikkelen.

Aan de volgende dag begin je ermee met aardappels te schillen. Ze worden met een beetje zout gekookt totdat ze gaar zijn. In de tussentijd maak je de saus. Daarvoor neem je de vleesballen uit de bouillon en breng je ze weer aan de kook. Zodra de bouillon kookt, roer je ongeveer 50 gram meel met zoveel water aan, dat er een soort bloemsaus ontstaat. Deze moet je dan in de bouillon roeren zonder dat zich er klonten vormen. Voeg één of twee eetlepels azijn en vier of vijf eetlepels crème fraîche toe, zodat de saus heel romig is. Nu moet je de vleesballen in de saus geven doen zodat ze warm worden.

Dien de aardappels samen met de vleesballen en de saus op. Met een salade is dat heel lekker!

Niederländisch #93

Eine total faule Woche war das – ich habe lediglich jeden Tag mit meinem Mann Harry Potter gelesen und ansonsten bisher nichts für NL gemacht. Einen Text werde ich wohl noch schreiben, sofern ich das auf die Kette kriege.

Was ich mir noch wünschen würde, ist ein Buch, um mein NL ein bißchen zu vertiefen, z.B. mit Schreibaufgaben und Grammatikerklärungen und sowas. Habe bei meinen Recherchen aber noch nicht das Optimum für mich gefunden.

Niederländischer Text #24: In het museum

Welkom in het museum! Vandaag ga ik jullie enkele interessante dingen tonen. Kom mee!

Hier op de eerste afdeling kunnen jullie een beetje over de mensen leren, die voor meer dan tienduizend jaar  geleden hebben geleefd hebben. Als Zoals jullie kunnen zien hebben hadden ze nog geen huizen gehad zoals wij ze nu kennen. Ze hebben in tenten gewoond, die ze snel konden op- en afbouwen konden. Deze tenten bestonden uit leer en slagtanden van mammoeten, die de mensen waarschijnlijk in groeppen gejaagd hebben. En hier zien jullie verschillende gereedschappen, met die waarmee de mensen het vlees van de huid schrapten, om het te drogen.

Maar we gaan we nu een stukje verder.

In dit deel van onze tentoonstelling kunnen jullie de kunst van de grot van Lascaux bewonderen. De bilderen beelden, die de mensen met rood krijt schilderden, dat ze waarschijnlijk alleen vonden en niet actief delfden, tonen vooral dieren en geen mensen, en als ze mensen verbeelden, worden ze vaak slechts door een hand of een andere lichaamsdeel getoond. Jammer dat we niet weten hoezo.

En hier kunnen jullie een soort vroege molen zien, die bijna tweeduizend jaar oud is. We hebben de sporen precies onderzoecht en weten nu, dat deze molen het vaakste van door een persoon werd gebruikt, die geen duim meer had. Met deze steen, wiens waarvan gebruikssporen erop wijzen dat ze niet alleen granen maar soms ook kleine harde stukjes zoals stenen in de molen hadden, moesten ze de granen urenlang malen voordat ze meel kregen (oder: bekwamen). Kunnen jullie jullie voorstellen wat dat voor hun tanden betekende bedoelde, met die waarmee ze niet eens naar een tandenarts konden gaan?

In de volgende ruimte, die zich trouwens in het nieuwste deel van het museum bevindt, dat we vorig jaar hebben laten bouwen, kunnen jullie verschillende voorbeelden voor van keramieken zien. Hier staat een beker, van die waarvan we denken dat de mensen hem hebben gebruikt hebben om een soort tandpasta te maken, die vaak zout en kruiden onthield bevatte. Niet lachen! Zout kan echt jullie tanden schoonmaken en het verpleegt ook het tandvlees. Oké, en hier hebben we een soort dikke tegel. Weten jullie, wat dat is? Het is een oude Japanse kussen. Dat is echt waar. De mensen gebruikten deze tegels als kussens, met die waarmee ze niet alleen ‘s nachts maar ook overdag sliepen. En de laatste keramiek die ik jullie wil tonen is dit hier: een schotel, die waarschijnlijk al zesduizend jaar oud is en met die de mensen inderdaad ovenschotels in het vuur bakten. De persoon wies van wie deze schotel ze was heeft ons zelfs een beetje eten achtergelaten. Het was natuurlijk versteend, maar we konden uitvinden dat het laatste dat ze at een soort granen pap was.

En nu bedankt voor jullie aandacht, de rondleiding is nu voorbij. Maar ik uitnodige jullie uit om nog een beetje eventjes te blijven en het museum in jullie eentje te bekijken. Misschien zouden jullie ook onze museumwinkel bezoeken, die jullie erover hier tegenover vinden.

Niederländisch #92

Diese Woche habe ich ein bißchen Podcast gehört, Nachrichten auf NL gelesen, einen Text geschrieben und Unterricht gehabt.

Ich glaube, ich schreibe diese wöchentlichen Rückblicke auf meine Lernwochen noch bis zur 100. Woche, dann stelle ich das für NL mal wieder ein, weil ich dann eigentlich mit dem Niveau ganz zufrieden bin 🙂

Niederländischer Text 23: Reukwerk

Deze week heb ik me verschillende soorten Japaanse wierrookstokjes besteld en in deze context heb ik een beetje over reukwerk in het algemeen gelezen.

Tegenwoordig kan niemand meer zeggen wanneer (de) mensen ermee begonnen hebben zijn om kruiden, houten en harsen te verbranden, maar onderzoekers vermoeden dat het zich vanzelf ontwikkelde toen (de) mensen leerden het vuur te gebruiken en gewillig te stoken. Ze konden bemerken dat verschillende geuren verschillende stemmingen veroorzaakten en beetje bij beetje verfijnden ze hun kennis, zeer vergelijkbaar met het process tijdens wiens welke ze uitvonden welke kruiden tegen welk ziekte helpen.

Het blijkt evident dat de mensen destijds ook al ermee begonnen reukwerk in een rituele context te gebruiken; we weten tenminste weten we dat al de neanderdalmensen neanderdalers hun doden kruiden, houten, harsen en oker in het graf legden van hun doden als een soort cadeau voor hun leven na de dood. Ze moesten bovendien ontdekt hebben dat enkele planten hun bewustzijn veranderden en hun sjamaanen gebruikten deze kruiden om bijvoorbeeld op naar de „andere zij kant“ de reizen. Dat betekent dat reukwerk een belangrijk deel van de sjamanistische technieken was, ongeveer zoals het eentonige drummen. Het interessantes is dat mensen over de hele wereld dit process doorliepen, natuurlijk altijd met de planten die in hun omgevingen groeiden.

Op deze manier hebben zich verschillende reukwerktradities ontwikkeld. In Noord-Amerika gebruiken ze nog steeds het liefst witte salie, in Australie en India sandelhouten de het meest gebruikte kruid in Noord-Europa is waarschijnlijk bijvoet, om een paar voorbeelden te noemen.

Maar een goede geur en het rituele gebruik van reukwerk is niet het einige doel waar kruiden, houten en harsen voor gebruikt kunnen worden gebruikt. We weten dat de rook bijvoorbeeld insecten en bacterien kan verdrijven – misschien zeggen daarom verschillende tradities dat je met rook de atmosfeer kan schoonmaken. In het Allgäu (een bergachtige regio in het zuiden van Duitsland) gebruiken de boeren nog steeds bijvoetrook om de schuren aan het einde van de winter uit te roken darmee waardoor de koeien gezond blijven.

Niederländisch #91

Ich habe Vokabeln wiederholt, jeden Tag Harry Potter gelesen und ich hatte meine Lehrerstunde. In meinem letzten Text steckten „nur“ 17 Fehler – die Anzahl ganzer korrekter Sätze steigt also allmählich 😉

Ich habe überlegt, ob ich mal einen Niederländisch-Konversationskurs online machen soll (ab dem kommenden Jahr dann), bin mir aber nicht so ganz sicher. In meinem Norwegisch-Onlinekurs ist das Problem, daß manche der Teilnehmer sehr viele Fehler machen, die die Lehrerin schon von ihrer Menge her nicht korrigieren kann. Das führt dazu, daß ich ziemlich oft ganz verwirrt bin, auch wenn ich sinngemäß erfasse, was sie sagen wollen (ich habe da neulich mal das Bild von einem Keks bemüht, dessen Dekorationen abgebröselt sind, so daß man zwar immer noch erkennen kann, daß es ein Keks ist, er aber nicht so ist, wie er sein sollte). Für Norwegisch ziehe ich also in Erwägung, statt der Onlinegruppe doch wieder Einzelstunden bei einem Lehrer zu nehmen, wo ich a) viel mehr spreche und wo b) auch alle Fehler korrigiert werden. Ergibt es da Sinn, einen NL-Onlinekurs zu machen? Hm…

Zu den Fehlern möchte ich noch was hinzufügen. Für mich gehören sie zu jedem Lernprozeß dazu und sie enden auch dann nicht, wenn man bei einer Fremdsprache Niveau C1 oder höher erreicht hat. Sie werden nur weniger. Ich würde sogar behaupten, daß es nicht einmal Muttersprachler gibt, die ihre Sprache fehlerfrei beherrschen. Jedenfalls finde ich, daß Fehler einem helfen, besser zu werden, und darum füge ich auch immer die Korrekturen meiner Texte ein – so kann ich (und so könnten auch andere) nachvollziehen, wie sich mein Niveau entwickelt hat und welche Fehler ich nicht mehr mache…und welche sich hartnäckig halten 😉 Insofern werfe ich auch niemandem seine Fehler vor. Es ist nur so, daß es für mich selbst sehr bremsend ist, ständig falsches Norwegisch zu hören. Ich würde es vorziehen, wenn die anderen im Kurs alle ein besseres Niveau hätten als ich und mich sozusagen pushen würden.

Niederländischer Text #22: symboolgebak

In grote delen van Duitsland kent men een gebak dat Weckmann of Stutenkerl heet. Dat is een zoet deeg in vorm van een mannetje met rozijnen als oogen en met een witte pijp van gips op zijn buik. Dit gebak kan je slechts in de herfst kopen, of beter gezegd tijdens de tijd van het Sint-Martin-feest rond 13 november.

De naam Weckmann wordt er in het zuiden gebruikt, waar ze met „Weck“ een (zoet) bolletje bestempelen, en de naam Stutenkerl is gebruikelijker in het noorden, waar een „Stuten“ altijd een brood met rozijnen is.

De pijp op de buik van dit mannetje heeft naturrlijk ook zijn eigen verhaal: ze zeggen dat het oorpronkelijk geen pijp maar een bisschopsstaf zou zijn geweest en dat die de staf van Sint Nikolaus (hoe hij in Duitsland wordt genoemd) was.

Brood en gebak in verschillende vormen, dat bijvoorbeeld op mensen, dieren of symbolen lijkt, heeft zijn oorsprong in de heidens(e?) tijd. Nog steeds kennen we enkele bakkerijproducten die eigenlijk een heidens symbool waren (of nog steeds zijn):

  • Schots shortbread, dat oorspronkelijk in een ronde vorm werd gebakken en dan in stukjes werd gesneden zodat het als es zon uitzag
  • de Engelse/Amerikaanse Yule Log, een soort Zwitsere rol met chocola, die op een stuk brandhout lijkt
  • de Duitse Lebkuchen („brood van het leven“)

en nog veel meer. Ik denk dat hangt ermee samen dat brood bijna altijd het belangrijkste voedsel was en dat de mensen hun goede wensen ermee uitdrukken konden en nog steeds kunnen: als je van iemand houd, geef je hem iets goeds te eten, dat niet alleen zijn lichaam maar ook zijn ziel voedt. In Duitsland is het bijvoorbeeld nog steeds een traditie jouw nieuwe buren met brood en salt in hun nieuwe huis welkomen te heten.

Het magische gebruik van gebak en brood is ook iets interessants en geen uitvinding van de kerk. In Duitland hebben we bijvoorbeeld een soort zoete koekjes, die Russisch Brot heten en de vorm van letters hebben. In het verleden gaf men deze koekjes aan kinderen daarmee ze het alfabet letterlijk „innemen“ en lezen zouden leren. En nog steeds hebben we pasta in den vormen van letters 🙂

Niederländisch #90

Ich finde es gerade ganz schön erschreckend, wie schnell doch die Tage und Wochen umgehen – und das, obwohl ich immer noch im Bett bin und wahrscheinlich noch eine ganze Weile hier hocken werde.

Meine Lernwoche kommt mir immer total kurz und knapp vor. Lehrerstunde, Text schreiben, täglich Harry Potter lesen, hier und da mal eine Lektion bei Duolingo oder ein paar Vokabeln wiederholen, und zack, ist die Woche schon wieder rum.

Ich habe ein paar Bücher gefunden, die mich interessieren würden, u.a. eins über niederländische Redensarten. Das habe ich mal auf meine Wunschliste gepackt.

Niederländisch #89

Im Augenblick fällt mir auf, wie viele Vokabeln man durch’s Lesen lernt, insbesondere natürlich Worte, die oft gebraucht werden oder irgendwie anders hervorstechen.

Beim Formulieren meiner Texte habe ich noch an manchen Stellen mit Unsicherheiten zu kämpfen oder ich bin mir nicht im Klaren darüber, welche Vokabel die beste an einer bestimmten Stelle wäre.

Mein letztes Lehrergespräch war sehr interessant, denn meine Kurzgeschichte war mal wieder voller Fehler, doch wir konnten uns trotzdem quasi ohne zu stocken unterhalten. Die Grammatikerklärungen über lange und kurze Vokale – je nachdem, als welchem Ort in einer Silbe sich der Vokal befindet – hat offenbar gefruchtet. Ich habe viel weniger Fehler in diesem Bereich gemacht, dafür mehr in anderen :-s

Niederländischer Text #21: De oorsprong van Allerheiligen

De oorsprong van Allerheiligen

Ofschoon Allerheiligen een Christelijke feestdag is, is zijn oorsprong heidens. Onze voorouders geloofden dat de mensen die voor* ons gestorven zijn ons op deze tijd weer kunnen bezoeken kunnen omdat de „sluier“ tussen deze wereld en het Hiernamaals aan het einde van oktober heel dun en doorlatend is en het zielen daarom toegestaan wordt, zich tussen deze beide werelden te bewegen. Waarschijnlijk dachten de mensen dat de mist, die in dit seizoen vaak ontstaat, iets mysterieus is en dat het goed mogelijk is dat de zielen zich erin verbergen. De Keltische feestdag voor de doden heette Samhain. [*voor kann in diesem Kontext sowohl zeitlich als auch kausal aufgefaßt werden; klarer wäre: mensen die eerder dan wij gestorven zijn]

De Het bezoek van overledenen was eigenlijk iets positiefs; onze voorouders dachten niet dat dat iets te doen had met kwaadwillende geesten. Integendeel geloofden ze dat de doden hun families nog steeds bezochten om te zien of ze hulp nodig hadden en om hun te verzekeren dat ze nog steeds van hun hen hielden. Eerst de kerk veranderde als eerste hoe de mensen over de doden dachten, doordat ze de het idee van een hemelse strafrechter [oder: een hemels strafrecht, wenn eine Institution gemeint ist] en een hel invoerden. Plotseling was de dood een soort van straf en iets waar men bang voor bang was.

Maar de mensen wilden niet van stoppen met hun feestdagen laten es daarom besliste de kerk dat ze Samhain in een Christelijke feestdag moesten veranderen: Allerheiligen, een feest waarop men aan alle heiligen denkt. [hier kann kerk im Singular, das Verb aber im Plural stehen, weil die Kirche eine Gemeinschaft ist und in diesem Fall sehen Niederländer großzügig darüber hinweg, daß Numerus von Subjektiv und Verb nicht gleich sind :)]

In Mexico vieren ze ook een soort van Allerheiligen, maar in een oorspronkelijkere zin. Aan Tijdens de „días de los muertos“ vieren de mensen nog steeds dat hun dode voorouders op bezoek komen respectievelijk bezoeken ze ze op de kerkhoven en brengen hun bloemen, iets te eten en borrel.

Diese Seite verwendet Cookies, um die Nutzerfreundlichkeit zu verbessern. Mit der weiteren Verwendung stimmst du dem zu.

Datenschutzerklärung