Een kenmerk van mensen met autisme is het dat ze vaak niet zo veel verschillende dingen eten of dat ze problemen met bepaalde ingrediënten en gerechten hebben, bijvoorbeeld omdat ze bepaalde texturen niet zo lekker vinden of dat ze scherpte niet kunnen tolereren. Ik was en ben er geen uitzondering. Toen ik jonger was zei mijn moeder altijd dat ik toch niet mijn hele leven alleen brood met salami zou kunnen eten – maar dat was natuurlijk overdreven. Ik at eigenlijk veel dingen, maar ik wilde geen salade of rauwe tomaten eten. Groente en fruit at ik graag, maar het was moeilijk voor mij vlees en vis te eten. Gehakt was oké, maar losstaand daarvan wilde ik geen vlees eten en de enige vis die ik at waren Fish Sticks.
Het was echt ingewikkeld om met mij in een restaurant eten te gaan eten omdat het daar niet zo smaakte als thuis 🙂 Alles dat een sterk smaak had, kon ik niet eten, bijvoorbeeld kaas of sausen of verschillende kruiden. De gedachte dat een vreemd iemand vreemds mijn eten had aangeraakt was zo vervelend dat ik het vaak niet durfde iets in een restaurant te eten. Tot op het heden is het moeilijk voor mij om uit te eten en gewoonlijk eten mijn man en ik slechts dingen in een restaurant die hij niet zelfs kan koken. Maar vreemd genoeg heb ik er geen problemen mee, fast food uit te eten…
Tegenwoordig proberen mijn man en ik graag nieuwe gerechten mits ik denk dat hun ingrediënten voor mij oké zijn. Deze week heeft mijn man bijvoorbeeld erwtensoep gekookt en hoewel ik linzensoep echt lekker vind, kon ik deze soep niet eten – haar textuur en smaak waren onaangenaam. Maar mijn man was voorbereid: hij had ook pizzadeeg gemaakt en kon me voor mij even een pizza in de oven duwen 🙂
Als je niet zoveel verschillende dingen en gerechten kan eten, is het soms ook niet zo gemakkelig wanneer je een uitnodiging krijgt. Het spijt me altijd vreselijk als ik moet zeggen dat ik iets niet wil eten dat de gastheer heeft gekookt.
Dit recept is voor één van mijn lievelingsgerechten: Königsberger Klopse. Eigenlijk worden de vleesballen in de saus gekookt, maar mijn moeder heeft het altijd op deze manier gemaakt en daarom vind ik het zo beter.
Ten eerste moet je de vleesballen vormen. Daarvoor verkneed je 500 gram gehakt met een fijn gesneden ui, een beetje zout en peper en ongeveer 50 gram paneermeel. Uit deze dit deeg vorm je kleine vleesballen.
Ten tweede worden deze vleesballen in olie aangebraden, zodat ze rondom gouden-bruin zijn. Als Wanneer de vleesballen nog steeds in de pot zitten, voeg je er drie gevierendeelde uien toe, die je een paar minuten mee moet braden (rosteeren?) totdat ze ook gouden-bruin zijn. Dan voeg je er 750 milliliter water en één eetlepel kappertjes aan toe. Aan de kook brengen, dan de hitte uitzetten, de deksel erop zetten en tot de volgende dag laten staan, zodat de smaak zich kan ontwikkelen.
Aan de volgende dag begin je ermee met aardappels te schillen. Ze worden met een beetje zout gekookt totdat ze gaar zijn. In de tussentijd maak je de saus. Daarvoor neem je de vleesballen uit de bouillon en breng je ze weer aan de kook. Zodra de bouillon kookt, roer je ongeveer 50 gram meel met zoveel water aan, dat er een soort bloemsaus ontstaat. Deze moet je dan in de bouillon roeren zonder dat zich er klonten vormen. Voeg één of twee eetlepels azijn en vier of vijf eetlepels crème fraîche toe, zodat de saus heel romig is. Nu moet je de vleesballen in de saus geven doen zodat ze warm worden.
Dien de aardappels samen met de vleesballen en de saus op. Met een salade is dat heel lekker!