Niederländischer Text #20: De klopgeest

Het was een ijzige, grijze dag in een lange, donkere winter. Mijn oude, witte kat Sneeuwbal en ik zatten bij de warme, knetterende haardvuur. Zij was aan het lezen en ik houdt hield haar gezelschap, heen en weer (heen en weer kann man nur für Richtungen verwenden, nicht wie das deutsche „hin und wieder“) drinkend van mijn lekkere, zwarte thee. Plotseling zag keek Sneeuwbal omhoog en zei zacht: „Ik geloof dat ik iets aan door het raampje heb gezien…“. Ik keek naar door het raam, maar kon niets zien behalve de grote, kale boom in de tuin, die zo donker was dat je die goed tegen de grijze hemel kon zien. „Nee, er is niets“, zei ik, en aaide haar zachte, knusse vacht en nam nog een slok van de thee.

Maar het duurde niet lang tot mijn aardige Sneeuwbal weer opkeek en zei: „Er is echt iets daar buiten, hoor! Ik kon het precies horen: een klein zacht geluidje alsof iemand met zachte, fluwelige poten om het huisje ging. Hoor toch eens!“. Ik probeerde het, maar mijn menselijke oren waren niet goed genoeg om iets anders te horen als de koude oosterwind die ermee bezig was nogal luid aan de (kleiene) dakpannen van klei te schudden. Ik wilde net zeggen, dat ik echt niets kon horen als toen ik het plotseling zag! Iets zwarts was er in de tuin! (Besser: Er was iets swarts in de tuin). En het was zo zwarts als de nacht donker was…

„Oh nee“, zei Sneeuwbal, plotseling angstig. „Denk je dat dat een geest is?“.

„Je bedoelt, een griezelige, verschrikkelijke spook?“, vroeg ik. „Zo’n oude, ontzettende klopgeest?“

Sneeuwbal keek naar me heen met grote angstoogen. „Ja?“

„Nee“, zei ik glimlachend, „dat geloof ik eigenlijk niet. Laten we toch even kijken wat -“

„MIIIAAAAUUUUU!!“ schreeuwde Sneeuwbal. „Daar is hij weer! De vreselijke klopgeest!“

Haar mooie vacht stond op overeind en ze geprobeerde haar achter mij te verbergen, maar ze had gelijk – ik kon duidelijk iets donkers voor het raampje zien loeren zien. Ik schraapte mijn keel en zei: „Oké, ja, nu zie ik het ook. Maar we moeten uitvinden wat het is.“

„Waarom? Nee!“, zei ze met en bibberende stem.

„Ik weet niet hoe het met jij jou is, maar IK zou later niet kunnen slapen als ik niet weet wat het is.“

Dat blijkte haar te overtuigen.

Samen sluipden we langzaam naar de deur. „Het is weg!“, fluisterde Sneeuwbal, die over mijn schouder naar door het raampje keek.

Ik pakte de deurknop en probeerde moediger te blijken dan ik me voelde. „Ben je klaar?“

„Nee….ik meen….ja“, zei ze dapper.

„Één…twee….drie!“ telde ik en deed de deur met een felle ruk open, klaar om de klopgeest met veel verschrikkelijk lawaai te verdrijven.

„Maar….“, zei Sneeuwbal.

„Oh…“, zei ik.

We keken elkaar aan en zij was de eerste die glimlachte.

Op de deurmat zat een kleine zwarte kat met grote groene ogen.

„Hallo, liefje. Wie bent jij? Wat doe je hier, in het midden van zo’n duistere, koude nacht?“

„I-ik ben Kasper“, piepste de kat, „en ik heb jullie in de woonkamer zien zitten. Mag ik misschien inkomen binnenkomen en me een beetje aan het haardvuur opwarmen?“

Hij mocht binnenkomen. En zo is het gekomen dat ik nu twee katten heb en dus nooit koude voeten in de winter krijg, onafhankelijk vanaf hoe lang hij duurt…

Diese Seite verwendet Cookies, um die Nutzerfreundlichkeit zu verbessern. Mit der weiteren Verwendung stimmst du dem zu.

Datenschutzerklärung