Hausaufgabe: schreibe einen Text über eins Deiner Lieblingsessen und seinen Ursprung.
We eten graag Flamkuchen, een Franse specialiteit. We wonen nabij (oder: dichtbij) de Franse grens en het is heel normaal Flamkuchen-deeg in de supermarkt te kopen. Gewoonlijk vind je die het/dit deeg al uitrold want niemand maakt het zelf maakt, misschien alleen Fransmannen/Fransen 🙂 Op het deeg spreidt men zure room en dan komen spek, kaas en kruiden daartoe erop/erbij. Dat moet je dan in de oven bakken totdat het goudbruin is.
En nu vertell ik je een beetje om over de oorsprong van deze Flamkuchen. [the next part should be written in the past tense, but I don’t know it yet!] Vroeger heeft (had) elk dorp maar één enkele oven en alle vrouwen van het dorp moeten (moesten) daar hun brood bakken. Ze steken (staken) de oven in de fik aan en dan moeten (moesten) ze wachten totdat het bloedheet heel erg heet/gloeiend heet is. Ze testen (testten) dat met een beetje deeg ze rullen dun uit die ze dun uit rolden. Als het deeg binnen sommige minuten een bepaalde tijd klaar is (was), betekent (betekende) het dat de oven heet genoeg is (was) en ze het brood kunnen (konden) bakken. Later hebben ze [added] andere dingen werden er meerdere dingen aan toegevoegd zoals bijvoorbeld zuur zure room en spek, maar tegenwoordig kan je alles op de flamkuchen leggen wat je wil: groenten, fruit, noten etc. Dat is heel lekker en ze zijn zo dun dat men altijd mindst minstens twee kan eten 🙂
Nachbemerkung: nach der Korrektur mit meinem Lehrer war ich erstmal etwas zerknirscht über den hohen Fehleranteil, aber ich habe hier eigentlich einen Text verfaßt, der über meinem aktuellen Niveau liegt, der unregelmäßige Formen und eine mir bisher nicht bekannte Zeitform enthält und der trotzdem immer noch gut lesbar und unterhaltsam ist. Also eigentlich echt nicht schlecht 🙂